Gluren bij de buren

Iedereen kijkt anders naar wat normaal is

Leestijd: 4 minuten

Normaliseren is een belangrijke term in de Jeugdwet. Maar wat betekent het? De RKJ IJsselland onderzocht het op creatieve manieren met jongeren, ouders en jeugdhulpverleners. Onderzoekers Bas Rodijk en Annelot van Rooij over vakantiekiekjes en het oprekken van normatieve kaders.

Bas Rodijk is projectleider bij de Regionale Kennis­werkplaats IJsselland Samen Normaliseren en onderzoeker bij lectoraat Jeugd van Hogeschool Windesheim. Rodijk is ook projectleider bij Stichting Kinderperspectief.

Annelot van Rooij werkt als onderzoeker bij GGD IJsselland, een van de partners van de Regionale Kenniswerkplaats IJsselland.

Je kunt een totaal andere manier van hulpverlenen voor elkaar krijgen.

 Dat doe je niet door je eigen normatieve kaders op te leggen.
Maar wel door…

Op school is op een stoel wiebelen opeens niet normaal

Steeds vaker wordt er in Nederland een beroep gedaan op de jeugdhulp, maar we lijken steeds minder goed in staat jongeren te helpen. Dat heeft veel met het systeem te maken, met de regelgeving die is opgetuigd om een hulpvraag te identificeren. 
Ik had zelf 17 jaar lang te maken met residentiële jeugdzorg en ambulante jeugdhulp. In die tijd heb ik zoveel hulpverleners voorbij zien komen en slechts een klein aantal heeft verschil gemaakt. Wat deden zij? Ze waren oprecht, luisterden goed en stonden naast mij. Ze probeerden niet hun eigen normatieve kaders op te leggen maar verplaatsen zich in mij. Dan krijg je een totaal andere manier van hulpverlenen.’

Jongeren zijn nauw betrokken bij dit participatieve actie-onderzoek. Waarom?

Annelot van Rooij: ‘Normaliseren is een beleidsmatige term. Maar hoe kijken jongeren, ouders en hulpverleners ernaar? Voor, door en mét de doelgroep. Dat was vanaf het begin het uitgangspunt. In onze gesprekken ging het vervolgens al over het begrip “normaal”. Over gedrag, over gender, opvattingen in de hulpverlening. Heel breed.’

Bas: ‘Dat leverde mooie gesprekken op. Een meisje zei treffend: “Thuis vinden ze het normaal wanneer ik op mijn stoel wiebel, maar op school is het een probleem.” De onderwerpen waren divers. Met hulpverleners hebben we het bijvoorbeeld over werktijden gehad. Hoe laat ga je naar huis? Stipt om 5 uur of is het normaal voor jou om langer te blijven wanneer een cliënt dat nodig heeft?

Ook diagnostische labels zoals adhd of autisme waren onderwerp van gesprek. Sommige jongeren vinden dat de hulpverlening te veel focust op die classificaties. “Ik ben veel meer dan alleen mijn label,” zei een jongen. We hebben later met hulpverleners het door ons ontwikkelde labelspel gespeeld waarbij ze een label op hun hoofd kregen geplakt. Vervolgens moesten ze er door gesloten vragen te stellen achter komen of ze bijvoorbeeld adhd hadden. Zo kwamen alle vooroordelen voorbij. Het spel laat zien hoe negatief er in onze samenleving over mensen met diagnoses wordt gedacht.
Na afloop bespraken we of je ook positieve kanten van de labels kon benoemen. Toen pas vielen termen als creatief, gevoelig. Het opende de ogen bij deelnemers. Hulpverleners zijn vaak toch geneigd om vanuit problemen te denken. Eigenlijk werden hun eigen normatieve kaders met deze gesprekken opgerekt.’

Waar liepen jullie tegenaan?

Bas: ‘De grootste uitdaging was om te zorgen voor een veilige omgeving, voor onderlinge gelijkwaardigheid zodat iedereen vrijuit kon spreken. Dat lukt onder meer door jongeren mede-eigenaarschap te geven. Vinden jullie een documentaire een mooie vorm? Oké, ga maar aan de slag. Gelijkwaardig en laagdrempelig, daar gaat het om. Daarnaast zorgden we dat alle praktische zaken goed waren geregeld: onkosten- en reiskostenvergoeding, pizza en popcorn bij de film. Het betaalde zich terug in de betrokkenheid: op onze drukste bijeenkomst waren er ruim 60 mensen in de leeftijd van 12 jaar tot 60 jaar.'

Een brede dialoog bereik je niet alleen met wetenschappelijk onderzoek

Annelot: ‘We hebben veel tijd gestoken in het contact met deelnemers, we reageerden alert op appjes, zorgden voor een goede terugkoppeling na elke bijeenkomst. In de zomer organiseerden we een fotowedstrijd voor jongeren over wat normaal of juist niet normaal was tijdens hun vakantie. Daaraan deden we zelf ook mee.’

Een podcastserie, een documentaire, kenniskaarten, workshops. Het onderzoek heeft een grote hoeveelheid aan producten opgeleverd. Waarom juist deze?

Bas: ‘We willen de dialoog breed voeren. Dat lukt niet met enkel een wetenschappelijk artikel of een aantal kenniskaarten. De deelnemers zelf kwamen met de ideeën en ze waren nauw betrokken bij het maken ervan. De diversiteit aan ontwikkelde materialen werpt zijn vruchten af: we geven presentaties en workshops aan professionals in heel Nederland. Natuurlijk is onze kennis gedeeld met andere RKJ’s en de documentaire is al meer dan 700 keer bekeken.’

Kun je normaliseren meten?

Het staat namelijk wel in de wet en gemeenten en jeugdzorgorganisaties werken met targets, dus…

Het wordt tijd dat hulpverleners aandachtig niks doen

Wat is het belangrijkste inzicht?

Bas: ‘Normaliseren betekent voor iedereen iets anders. En echte definitie bestaat niet. Het hangt helemaal af van de context. Onze conclusie? Juist daarom moeten we vaker het gesprek voeren over wat normaal is. Als je met elkaar praat ontstaat er begrip. Tussen jongeren, ouders én professionals.
In onze podcast zegt een hulpverlener: “Het wordt tijd dat hulpverleners weer aandachtig niks gaan doen”. Daar gaat het om: observeren zonder oordeel en vervolgens gezamenlijk tot een vervolgstap komen. Dat vraagt natuurlijk veel van hulpverleners, jeugdzorgorganisaties en gemeenten die met targets werken. Daar is nog veel te winnen.
Normaliseren staat in de wet, maar laat zich niet vangen in een meetbaar doel. Hoe kun je ‘normaliseren’ vertalen naar de pedagogische basis, naar het gezin? Welke rol heeft het kind dan, de ouder en de hulpverlener? Daar zou ik een mooi participatief vervolgonderzoek in zien!’

Tekst: Jessica Maas